Extra steun voor OCMW's om leefloners te begeleiden naar werk

Op 22 november 2016
Werk

OCMW’s krijgen voortaan jaarlijks 150 euro personeelsomkadering extra per leefloner. Dat heeft de federale regering beslist. De totale steun per leefloner stijgt zo naar 470 euro. “Met deze extra toelage wil de regering de OCMW’s compenseren voor de extra taaklast die ze ondervinden als gevolg van de beperking in de tijd tot maximum 3 jaar van de RVA-inschakelingsuitkering voor jonge schoolverlaters”, zegt N-VA-Kamerlid Valerie Van Peel. Zij wijst er bovendien op dat deze beperking in de tijd niet heeft geleid tot een massale doorstroom naar de OCMW’s. "En zij die wel doorstromen, zijn gebaat bij de bredere ondersteuning die een OCMW kan bieden."

Op basis van nieuwe cijfers blijkt dat de doorstroom naar het leefloon sinds de verstrenging van de inschakelingsuitkeringen lager ligt dan bleek uit de eerdere bevraging bij de OCMW’s. Wel zijn er grote regionale verschillen. In Vlaanderen stroomt slechts 17 procent van de stopzettingen van de RVA-wachtuitkeringen door naar het leefloon. 83 procent van deze schoolverlaters vindt dus werk of maakt geen verdere aanspraak op sociale bijstand. In het Waals en Brussels Gewest ligt deze doorstroom naar het leefloon opvallend hoger, respectievelijk 35 procent en 29 procent.

Een beperking in de tijd van werkloosheidsuitkeringen leidt dus niet automatisch tot een massale doorstroom naar de OCMW’s, maar dus ook en vooral naar werk en naar een uitweg uit een structurele en langdurige uitkeringsafhankelijkheid. Valerie Van Peel: “Wie kan, moeten we toeleiden naar een job. En we voorzien hogere uitkeringen voor wie het echt nodig heeft. Dat is het sociale verhaal van de N-VA. Om een kleinere groep meer te kunnen geven, moeten we af van eeuwigdurende uitkeringen. Dat bewijzen nu ook de cijfers over het aantal jongeren dat sinds de beperking in tijd van de inschakelingsuitkering naar het OCMW doorstroomt. De grootste groep vindt een job of blijkt de uitkering niet nodig te hebben.”

Het regionale verschil bewijst ook dat het Vlaamse beleid een pak beter aanslaat. Deels zijn deze verschillen te verklaren door de relatief sterkere vraag naar arbeidskrachten in het Vlaamse Gewest, maar de cijfers zijn te frappant om het verschil alleen daaraan te wijten. Ze tonen aan dat de hervormingen van de federale en Vlaamse regering hun vruchten afwerpen. “Vlaanderen heeft de laatste jaren bespaard op het overheidsapparaat en geïnvesteerd in de economie. En dat beleid loont”, stelt Van Peel. “Sinds augustus 2015 daalt de Vlaamse werkloosheid en stijgt het aantal starters. De Vlaamse export heeft zijn absolute toppunt bereikt. Met een stijging van 2,2 procent overschreed deze zelfs de grens van 300 miljard euro. En de Vlaamse economie groeit het snelst van alle regio’s. In Wallonië vindt men die aansluiting duidelijk niet. De oude PS-recepten van meer overheidstewerkstelling en subsidies falen. En de armoede neemt toe, net daar waar een partij die zich sociaal noemt aan de macht is.”

Bovendien blijkt ook nu weer uit de cijfers dat de doorstroom vanuit het OCMW naar werk in Vlaanderen sneller gaat. Van Peel: “De jongeren die na drie jaar inschakelingsuitkering wel bij het OCMW terechtkomen, zijn net gebaat bij de bredere ondersteuning die ze daar krijgen. Binnen een OCMW kan er meer op maat gewerkt worden en kunnen ook andere problematieken waar deze jongeren mee worstelen van dichtbij opgevolgd worden.” Dat deze intensere begeleiding van een OCMW vruchten afwerpt, bewijzen trouwens de cijfers. In Wallonië ontvangen dubbel zoveel jongeren een leefloon dan in Vlaanderen, maar ze blijven er ook langer cliënt. In 2016 had een Vlaamse jongere gemiddeld behoefte aan zo’n 171 dagen steun. In Wallonië is dat 189 dagen, in Brussel 203 dagen.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is